Het begin en het einde

19 juni 2017

Laatst zag ik Martijn weer, voor het eerst in jaren. Hij was aan het werk in de grote fietsenstalling onder het Centraal Station. Dat lijkt op zich niets bijzonders. Maar als je bedenkt dat deze Martijn vroeger een cliënt van de gebruiksruimte in de Stek én een succesvolle fietsendief was, dan snap je mijn verassing toen ik hem juist daar zag.

Martijn is uit een diep dal geklommen. Hij heeft jarenlang op straat gewoond, is vanuit de Tunnel onder Hoog Catharijne naar de gebruiksruimte van de Stek gekomen. Van uit de Stek is hij uiteindelijk naar een hostel gegaan. Daar heeft hij zijn leven stap voor stap opnieuw opgebouwd. Ook heeft hij het contact met zijn familie hersteld. Uiteindelijk is hij als fietsenmaker aan het werk gegaan bij De Stadsbrug.

Maar ooit leefde hij dus in de gebruiksruimte. Als ik wel eens midden in de nacht de kroeg uit kwam, liep ik hem met regelmaat tegen het lijf. Dronken mensen zijn namelijk de ideale klanten voor bedelaars, omdat ze vrijgeviger zijn. Martijn had zo zijn eigen truc om mensen het geld uit de portemonnee te praten. Hij vertelde vaak vol verve verhalen en gedichtjes.

Op een avond die ik me nog goed herinner, vertelde Martijn een gedichtje over twee verliefde vlinders die mensen in hun buik voelen. Hij droeg het gedicht voor in de hoop dat de dame naast mij zou smelten en het geld uit haar portemonnee zou halen. En vaak werkte dat ook. Helaas was zijn arsenaal aan verhalen niet zo groot, dus viel hij soms in herhaling. Toch bleef hij geld krijgen omdat mensen nu eenmaal wel houden van een mooi verhaal. En ja, op deze manier aan geld proberen te komen is altijd beter dan stelen.

Vlak nadat ik Martijn aan het werk had gezien in de fietsenstalling kwam ik samen met mijn vriendin een nieuwe cliënt van De Stek tegen. Toen hij mij zag werden zijn ogen groot van herkenning en schuifelde hij op mij af, met een schuine blik op mijn vriendin. ‘ Ah, Moreno! Is dit jouw prinses? Ze is nog mooier dan Maxima!’

Ik moest lachen en dacht even aan Martijn. Het was dan wel geen gedicht, maar die jongen komt er wel.

Moreno van Hulst, Opvangmedewerker de Stek